Binnen de categorie van teksten over levensbeschouwing, bekleden deze gebundelde essays beslist een aparte plaats. Gelinkt aan reeds bestaand gedachtegoed, zoals te vinden bij het boeddhisme, taoïsme, empirisme en existentialisme, wijzen ze op de noodzaak om nog een laatste grens te overschrijden waar elk ‘isme’, elke begrip, elke peiling naar onze menselijke aard ophoudt. Alle in taal gevatte, existentiële vragen, zoals wie wij zijn, of wat leven is, eisen immers dat er verder gekeken wordt dan de uiterlijke vormen van maatschappelijke aankleding. Daarbij komt onvermijdelijk ook het probleem op de proppen dat het wezenlijke zich niet laat formuleren. Zo is het aangewezen de conventie van het woord te doorzien en als enkeling onbetreden paden op te gaan, weg van al het bekende.
Om die reden vertrekken deze teksten van nul, zonder enige voorkennis. De auteur houdt zich bij wat de feiten hem vertellen. Hij ontmaskert de begrippen, verbonden aan de groepsgeest, aan de continuïteit en duurzaamheid van het maatschappelijke leven, want deze leiden vanzelf tot een valse identiteit, tot dwalingen, destructieve krachten, kwalijke gewoonten, leven op automatische piloot, verslavingen.
Zijn stellingen nemen echter nooit een autoritair standpunt in. Wel doen ze een beroep op de intelligentie van de lezer, simpelweg door hem te confronteren met feiten waar hij niet omheen kan zonder te kwader trouw te zijn. Daardoor zijn deze teksten nergens tendentieus, nergens voor of tegen.
Wat nu bij al deze proeven opvalt, is het scherpe onderscheid dat gemaakt wordt tussen enerzijds de ogenblikkelijke individuele gewaarwordingen en anderzijds de verbeelding die dergelijke vluchtigheden tot een levenslang geheel aaneenrijgt en daarmee het praktisch samenleven van individuen binnen een bekend historisch kader mogelijk maakt.
Eenvoudig gezegd gaat het over alles wat onder het werkwoord ‘leven’ wordt verstaan, wat grondig verschilt van ‘het leven’ dat als zelfstandig naamwoord hiervan is afgeleid.
Ter afwisseling, ook wel tot meer verduidelijking, wordt dit uiterst belangrijke, meestal over het hoofd geziene onderscheid in elk essay telkens in een andere literaire vorm gegoten, gaande van de zuiver filosofische beschouwing tot allerlei persoonlijke ervaringen en reflecties omtrent religie, ethiek, maatschappelijke toestanden, menselijke gedragspatronen, begrippen rond taal en kunst.
Het eerste hoofdstuk heet ELEMENTAIRE STRUCTUREN en wordt
hier ter lezing aangeboden.